preheader NTVO

Osimertinib na definitieve chemoradiotherapie verlengt PFS bij niet-operabele, EGFR-gemuteerde NSCLC in stadium III

Behandeling met osimertinib geeft een aanzienlijke verbetering in de progressievrije overleving van patiënten met niet-operabele, EGFR-gemuteerde niet-kleincellige longkanker (‘non-small cell lung cancer’, NSCLC) na chemoradiotherapie in vergelijking met placebo na chemoradiotherapie. Dat is de belangrijkste bevinding van de fase III-studie LAURA. Tijdens ASCO 2024 presenteerde Suresh Ramalingam, MD (Winship Cancer Institute, Atlanta, VS) de resultaten van het onderzoek.

De meerderheid van alle patiënten met NSCLC wordt gediagnosticeerd in een vergevorderd stadium van de ziekte. EGFR-mutaties komen voor bij tot een derde van de patiënten met niet-operabele NSCLC in stadium III. Consolidatietherapie met durvalumab is de standaardbehandeling voor patiënten bij wie geen progressie optreedt na gelijktijdige chemoradiotherapie, maar het voordeel hiervan bij patiënten met EGFR-gemuteerde NSCLC blijft onzeker door een gebrek aan beschikbare data.

Patiënten met EGFR-gemuteerde NSCLC zijn bijzonder gevoelig voor behandeling met een EGFR-tyrosinekinaseremmer (EGFR-TKI). Osimertinib is een derdegeneratie-EGFR-TKI die actief is in het centrale zenuwstelsel en die wordt aanbevolen als eerstelijnsbehandeling voor patiënten met gevorderde EGFR-gemuteerde NSCLC en als adjuvante therapie voor patiënten met reseceerbare EGFR-gemuteerde NSCLC. In de fase III-studie LAURA werden de veiligheid en werkzaamheid van osimertinib beoordeeld bij patiënten met niet-operabele EGFR-gemuteerde NSCLC in stadium III bij wie geen progressie was opgetreden na definitieve chemoradiotherapie.1

Studieopzet

LAURA was een internationale, gerandomiseerde, dubbelblinde, placebogecontroleerde fase III-studie. Volwassen patiënten met niet-operabele EGFR-gemuteerde NSCLC in stadium III bij wie geen progressie was opgetreden na definitieve platina-bevattende chemoradiotherapie werden geïncludeerd.

Patiënten werden 2:1 gerandomiseerd tussen behandeling met osimertinib (80 mg 1 dd) of placebo totdat progressie optrad of de behandeling moest worden stopgezet. Beeldvormend onderzoek, inclusief MRI-onderzoek van de hersenen, werd uitgevoerd bij aanvang van de studie, elke 8 weken tot week 48, en daarna elke 12 weken totdat progressie optrad. De primaire uitkomstmaat was de progressievrije overleving (‘progression free survival’, PFS), beoordeeld volgens de RECIST v1.1-criteria door zowel de onderzoekers als een geblindeerde, onafhankelijke centrale beoordelingscommissie. Belangrijke secundaire uitkomstmaten waren de algehele overleving (‘overall survival’, OS) en veiligheid van de behandeling.

Resultaten

In totaal werden 216 patiënten gerandomiseerd tussen behandeling met osimertinib (n=143) of placebo (n=73). De kenmerken van de patiënten waren vergelijkbaar tussen beide groepen.

Behandeling met osimertinib verbeterde de centraal beoordeelde PFS statistisch significant ten opzichte van placebo (HR [95%-BI]: 0,16 [0,10-0,24]; p<0,001). De mediane PFS was 39,1 maanden (95%-BI: 31,5-niet berekenbaar) in de osimertinibgroep versus 5,6 maanden (95%-BI: 3,7-7,4) in de placebogroep. De door de onderzoekers beoordeelde PFS was consistent met de centraal beoordeelde PFS (HR [95%-BI]: 0,19 [0,12-0,29]; p<0,001).

Interim-analyse van de OS-data toonde een trend in het voordeel van osimertinib (HR [95%-BI]: 0,81 [0,42-1,56]; p=0,530), maar deze data zijn nog niet volledig. Na het optreden van ziekteprogressie werd 81% van de patiënten in de placebogroep behandeld met osimertinib.

Ongewenste voorvallen (‘adverse events’, AE’s) werden gerapporteerd bij respectievelijk 98 en 88% van de patiënten in de osimertinib- en placebogroep; AE’s van graad 3 of hoger kwamen voor bij respectievelijk 35 en 12% van de patiënten. De meest voorkomende AE in beide groepen was bestralingspneumonitis ( 48 vs. 38%). AE’s die leidden tot stopzetting van de behandeling werden gerapporteerd bij 13% van de patiënten in de osimertinibgroep en bij 5% van de patiënten in de placebogroep.

Conclusie

Behandeling met osimertinib na definitieve chemoradiotherapie leidt tot een klinisch relevante verbetering in de PFS bij patiënten met niet-operabele EGFR-gemuteerde NSCLC in stadium III, zonder onverwachte veiligheidsproblemen. Deze resultaten ondersteunen het gebruik van osimertinib in de standaardbehandeling voor deze patiëntengroep.

Referentie

1. Ramalingam SS, et al. Osimertinib (osi) after definitive chemoradiotherapy (CRT) in patients (pts) with unresectable stage (stg) III epidermal growth factor receptor-mutated (EGFRm) NSCLC: primary results of the phase 3 LAURA study. Gepresenteerd tijdens ASCO 2024; abstract LBA4.

Spreker Suresh S. Ramalingam

Suresh S. Ramalingam, Emory University School of Medicine, Winship Cancer Institute, Atlanta, VS

Zie: Key slides

Back to Top