preheader NTVO

headerASCO2013

VeriStrat voorspelt de overleving bij erlotinib behandelde patiënten met gevorderd niet-kleincellige longkanker (NSCLC)

De PROSE-studie is de eerste prospectieve, gerandomiseerde en biomarker-validatie studie die een interactie onderzoekt tussen de aanwezigheid van bepaalde biomarkers en de uitkomst van de behandeling. Hierbij wordt VeriStrat ingezet: een analyse op serum die patiënten indeelt in een groep met een goede en een slechte prognose. Uit deze studie blijkt dat patiënten met niet-kleincellige longkanker (NSCLC) die door VeriStrat ingedeeld worden in de groep met een slechte prognose een langere totale overleving (‘overall survival’, OS) hebben met chemotherapie dan met erlotinib. Bij patiënten in de VeriStrat-groep met goede prognose was de OS vergelijkbaar voor erlotinib en chemotherapie. De onderzoekers concluderen dat de VeriStrat-classificatie voorspellend is voor de overleving van patiënten die een tweedelijnsbehandeling ondergaan van hun NSCLC met een wildtype of een onbekende EGFR-status.

De tweedelijnsbehandeling van gevorderd NSCLC na progressie op een behandeling met platinum-gebaseerde chemotherapie bestaat meestal uit chemotherapie of erlotinib. Erlotinib is geassocieerd met een langere progressievrije overleving bij patiënten met mutaties in het EGFR-gen. Voor de behandeling van patiënten zonder EGFR-mutaties, of bij wie de mutatiestatus onbekend is, is er echter grote behoefte aan markers die de uitkomst van een behandeling met tyrosine kinase inhibitoren (TKIs) kunnen voorspellen.

VeriStrat is een eiwitgebaseerde serumclassificatie die ontwikkeld werd voor NSCLC. De test maakt gebruik van massaspectroscopie om NSCLC patiënten in te delen in een groep met een goede (VS-G) of een slechte (VS-P) prognose. De PROSE-studie is een prospectieve, gerandomiseerde, biomarker-validatie-studie die werd opgezet om na te gaan of VeriStrat in staat is om de OS te voorspellen bij patiënten met gevorderd NSCLC die in tweede lijn werden behandeld met erlotinib of chemotherapie.

In totaal werden 285 patiënten met stadium IIIB-IV NSCLC en een ECOG PS status van 0-2 gerandomiseerd tussen een behandeling met erlotinib (N= 134) of chemotherapie (N= 129). Achtenzestig procent van de patiënten in de chemotherapie-arm werden ingedeeld in de goede VS-G groep tegenover 32% in de VS-P groep. In de erlotinib-arm bedroeg dit percentage respectievelijk 72% en 28%. Uit de OS-analyse bleek dat de chemotherapie-behandeling geassocieerd was met een OS van 9,0 maanden versus 7,7 maanden voor erlotinib (HR [95% BI]: 1,14 [0,88-1,49]; p = 0,313). Verder stelde men een significante interactie vast tussen de behandeling en de VeriStrat classificatie met een p-waarde van 0,031 (HR [95% BI]: 1,85 [1,06-3,24]). Patiënten in de VS-P groep hadden een slechtere OS met erlotinib dan met chemotherapie (6,4 maanden met chemotherapie versus 3 maanden met erlotinib; HR [95% BI]: 1,72 [1,08-2,74]). In de VS-G groep stelde men geen verschil in OS vast tussen beide studie-armen (OS van 10,9 maanden voor beide armen; HR [95% CI]: 1,06 [0,77-1,46]). Verder bleek uit de interactie-analyse voor OS dat de ECOG PS en de VeriStrat-classificatie een prognostische waarde hadden voor OS, onafhankelijk van de behandeling. Daarnaast bleek VeriStrat predictief te zijn voor een significant verschillend behandelingsvoordeel met chemotherapie en erlotinib.

Samengevat blijkt uit de PROSE-resultaten dat de VeriStrat status voorspellend is voor het verschil in OS voordeel met erlotinib versus chemotherapie in de tweedelijnsbehandeling van gevorderd NSCLC.

Referentie

C. Lazarri, S. Novello, V. Gregorc et al. Randomized proteomic stratified phase III study of second-line erlotinib (E) versus chemotherapy (CT) in patients with inoperable non-small cell lung cancer (PROSE). J Clin Oncol 2013; 31(suppl). Abstract LBA8005.

Spreker Vanesa Gregorc

gregorc

Vanesa Gregorc, MD,
Ospedale di San Raffaele Istituto di Ricovero e Cura a Carattere Scientifico, Dipartimento di Oncologia Medica, Italy


Zie: Keyslides

Back to Top