preheader NTVO

Header Website

Cabazitaxel verbetert de radiografisch progressievrije overleving vergeleken met abirateron of enzalutamide bij patiënten met gemetastaseerde castratie-resistente prostaatkanker

In de CARD-studie werd cabazitaxel vergeleken met abirateron of enzalutamide bij patiënten met gemetastaseerde castratie-resistente prostaatkanker, die eerder waren behandeld met docetaxel en de alternatieve androgeenreceptor-gerichte therapie. Na een mediane follow-up van 9,2 maanden verbeterde cabazitaxel significant klinisch relevante uitkomstmaten, waaronder de radiografisch progressievrije overleving en de algehele overleving, vergeleken met abirateron of enzalutamide. Cabazitaxel reduceerde het risico op overlijden met 36% vergeleken met de androgeenreceptor-gerichte therapieën, ongeacht de volgorde van abirateron-enzalutamide. Andere secundaire eindpunten, zoals progressievrije overleving, tumor- en pijnresponsen en tijd tot aan symptomatische skeletale events, verbeterden ook met cabazitaxel. Deze resultaten ondersteunen het gebruik van cabazitaxel boven abirateron of enzalutamide in deze setting.

Achtergrond

Taxanen, zoals docetaxel en cabazitaxel (CBZ), en androgeenreceptor-gerichte therapieën (‘androgen receptor-targeted therapies’, ART’s) met abirateron of enzalutamide behoren tot de standaardzorg bij gemetastaseerde castratie-resistente prostaatkanker (‘metastatic castration-resistant prostate cancer’, mCRPC). Ondanks de overlevingsvoordelen die met deze therapieën zijn aangetoond bij mCRPC-patiënten, is het optimale behandelregime nog onbekend. Zo reageren patiënten soms niet op abirateron na progressie op eerdere behandeling met enzalutamide en vice versa. CBZ behoudt wel zijn activiteit bij patiënten die progressie vertonen na eerdere behandeling met docetaxel, abirateron of enzalutamide. In de CARD-studie wordt CBZ vergeleken met abirateron of enzalutamide bij patiënten met mCRPC, die eerder zijn behandeld met docetaxel en de alternatieve ART. Tijdens ESMO 2019 presenteerde De Wit data uit deze studie over de effectiviteit en bijwerkingen.

De CARD-studie is een multicenter gerandomiseerde open-label studie. De mediane follow-up tijd was 9,2 maanden. Patiënten met mCRPC, die vooraf waren behandeld met ≥3 cycli docetaxel en ziekteprogressie vertoonden binnen het eerste jaar van de behandeling met een ART (ongeacht de volgorde), werden 1:1 gerandomiseerd toegewezen aan CBZ (25 mg/m2 IV Q3W + prednison + G-CSF; n=129) of ART (abirateron 1000 mg QD + prednison of enzalutamide 160 mg QD; n=126) te krijgen. Randomisatie werd gestratificeerd op basis van ECOG-performancestatus, tijd tot aan progressie op de eerdere ART en timing van de ART. Primaire eindpunt van de studie was radiografisch progressievrije overleving, (‘radiographic progression-free survival’, rPFS). Secundaire effectiviteitsuitkomsten en bijwerkingen werden ook geanalyseerd.

Resultaten

In totaal werden 255 patiënten met een mediane leeftijd van 70 jaar gerandomiseerd. Het mediane aantal cycli was hoger bij CBZ (7 cycli) vergeleken met ART (4 cycli). De mediane rPFS was significant hoger met CBZ (8,0 maanden) versus ART (3,7 maanden; HR 0,54 [95% BI: 0,40–0,73]; p<0,0001). Dit rPFS-voordeel van CBZ boven ART was onafhankelijk van de volgorde van abirateron-enzalutamide en was terug te zien bij alle vooraf gespecificeerde subgroepen. De mediane algemene overleving was ook verbeterd met CBZ (13,6 maanden) vergeleken met ART (11,0 maanden; HR 0,64 [95% BI: 0,46–0,89]; p=0,0078) ondanks cross-over. Bovendien verbeterde CBZ de mediane progressievrije overleving (4,4 versus 2,7 maanden; p<0,0001), de bevestigde PSA50-respons (35,7% versus 13,5%; p=0,0002) en de objectieve tumorrespons (36,5% versus 11,5%; p=0,004) vergeleken met ART, alsook de pijnrespons (45,0% versus 11,5%, p=0,004) en de tijd tot aan symptomatische skeletale events (HR 0,59 [95% BI: 0,35-1,01], p=0,05).

Het percentage bijwerkingen was vergelijkbaar in beide behandelgroepen: bijwerkingen kwamen voor bij 98,4% van CBZ-patiënten en bij 94,4% van ART-patiënten. Bijwerkingen van graad ≥3 kwamen voor bij 71 patiënten (56,3%) in de CBZ-groep en bij 65 patiënten (52,4%) in de ART-groep. Voor CBZ versus ART waren de belangrijkste bijwerkingen van graad ≥3: nieraandoeningen (3,2% versus 8,1%); infecties (7,9% versus 7,3%); musculoskeletale pijn/klachten (1,6% versus 5,6%); hartaandoeningen (0,8% versus 4,8%); aandoeningen van ruggenmerg en zenuwwortel (2,4% versus 4,0%); asthenie/vermoeidheid (4,0% versus 2,4%); diarree, perifere neuropathie en febriele neutropenie (3,2% versus 0% voor elke bijwerking). Met CBZ stopten 19,8% van de patiënten met de behandeling vanwege bijwerkingen vergeleken met 8,9% met ART. Bijwerkingen leidden echter vaker tot overlijden bij ART (14 patiënten, 11,3%) vergeleken met CBZ (7 patiënten, 5,6%), met name veroorzaakt door ziekteprogressie.

Conclusie

Concluderend kan worden gesteld dat bij mCRPC-patiënten die eerder waren behandeld met docetaxel en de alternatieve ART, cabazitaxel in vergelijking met abirateron en enzalutamide een aantal klinisch relevante uitkomstmaten significant verbeterde, waaronder rPFS en algemene overleving. Cabazitaxel reduceerde het risico op overlijden vergeleken met abirateron en enzalutamide, ongeacht de volgorde van abirateron-enzalutamide. Andere secundaire eindpunten, zoals progressievrije overleving, tumor- en pijnresponsen en tijd tot aan symptomatische skeletale events, verbeterden ook met cabazitaxel. Deze resultaten van de CARD-studie ondersteunen in deze setting het gebruik van cabazitaxel boven abirateron of enzalutamide.

Referentie

De Wit R, Kramer G, Eymard J, et al. CARD: Randomized, open-label study of cabazitaxel (CBZ) vs abiraterone (ABI) or enzalutamide (ENZ) in metastatic castration-resistant prostate cancer (mCRPC). Gepresenteerd tijdens ESMO 2019; Abstract LBA13.

Spreker Ronald de Wit

De wit

Prof. dr. Ronald de Wit, Erasmus MC Kanker Instituut, Rotterdam, Nederland

 

Zie: Keyslides

Back to Top