Header nwslttr ESMO 2023

Neoadjuvante chemotherapie plus nivolumab biedt voordeel in eventvrije overleving bij onbehandelde patiënten met resectabele NSCLC

Eerder is aangetoond dat de toevoeging van nivolumab aan neoadjuvante chemotherapie leidt tot gunstigere uitkomsten dan alleen chemotherapie bij patiënten met resectabele niet-kleincellige longkanker. De werkzaamheid van dit regime was echter nog niet onderzocht in een fase III-studie. Tijdens ESMO 2023 presenteerde Tina Cascone (MD Anderson Cancer Center, Houston, VS) de resultaten van de CheckMate 77T-studie. In deze fase III-studie werd neoadjuvante chemotherapie plus nivolumab, gevolgd door een operatie en adjuvante behandeling met nivolumab, vergeleken met neoadjuvante chemotherapie plus placebo, gevolgd door een operatie en adjuvante behandeling met placebo bij patiënten met niet-kleincellige longkanker in stadium IIA-IIIB.1

Nivolumab is een humaan IgG4 monoklonaal antilichaam dat bindt aan de geprogrammeerde celdood-1-receptor (‘programmed cell death 1’, PD-1) en daarmee de interactie voorkomt tussen de PD-1-receptor en de liganden PD-L1 en PD-L2. Deze liganden kunnen tot expressie kunnen komen op tumoren of andere cellen in de micro-omgeving van de tumoren. Bij niet-kleincellige longkanker (‘non-small cell lung cancer’, NSCLC) komt PD-1-expressie relatief vaak voor. Momenteel is nivolumab in Europa onder meer goedgekeurd als neoadjuvante behandeling voor volwassenen met reseceerbare NSCLC met PD-L1-expressie ≥1% met een groot recidiefrisico, in combinatie met platina-bevattende chemotherapie.2

Studieopzet

In de studie werden patiënten met reseceerbare NSCLC in stadium IIA-IIIB geïncludeerd die niet eerder systemische behandeling hadden ontvangen, met ECOG-‘performance status’ van 0 of 1 en zonder EGFR-mutaties of bekende ALK-alteraties. De deelnemers werden 1:1 gerandomiseerd tussen: (a) behandeling met nivolumab (360 mg eenmaal per 3 weken) plus chemotherapie (eenmaal per 3 weken voor 4 cycli), gevolgd door een operatie binnen 6 weken na de post-neoadjuvante behandeling; of (b) behandeling met placebo (eenmaal per 3 weken) plus chemotherapie (eenmaal per 3 weken voor 4 cycli), gevolgd door een operatie binnen 6 weken na de post-neoadjuvante behandeling. In de nivolumabgroep werd na de operatie nog een jaar lang nivolumab (480 mg eenmaal per 4 weken) toegediend en in de placebogroep gedurende een jaar een placebo (eenmaal per 4 weken). De primaire uitkomstmaat was de eventvrije overleving (‘event-free survival’, EFS), die blind beoordeeld werd door een onafhankelijke, centrale beoordelingscommissie.

Resultaten

In totaal werden 461 patiënten gerandomiseerd tussen de nivolumabgroep (n=229) of placebogroep (n=232). De mediane follow-upduur was 25,4 maanden. In deze periode werd gezien dat de EFS significant verlengd werd met de nivolumab-behandeling (mediane EFS [95%-BI]: niet behaald [28,9-niet behaald]) in vergelijking met de behandeling met placebo (mediane EFS [95%-BI]: 18,4 maanden [13,6-28,1]). Het risico op een event was 44% lager wanneer de patiënt werd behandeld met het nivolumab-bevattende regime (HR [95%-BI]: 0,56 [0,41-0,76]). Hierbij werd nog wel verschil gezien tussen patiënten met stadium II- en III-longkanker: bij deelnemers met stadium II-ziekte was met beide behandelingen de mediane EFS nog niet behaald (HR: 0,81) waar deze bij deelnemers met stadium III-ziekte 30,2 maanden was in de nivolumabgroep tegenover 13,4 maanden in de placebogroep (HR: 0,51). Verder werd gezien dat het percentage mensen dat een pathologische complete respons (pCR) behaalde of een majeure pathologische respons (MPR) hoger was met nivolumab (respectievelijk 25,3% en 35,4%) dan met placebo (respectievelijk 4,7 en 12,1%). In beide groepen kwamen bijwerkingen voor bij circa 40% van de patiënten, met bijwerkingen van graad 3 of 4 bij 12% van de deelnemers in elke groep.

Conclusie

In deze studie werd gezien dat neoadjuvante chemotherapie plus nivolumab, gevolgd door een operatie en adjuvante behandeling met nivolumab, leidde tot een significante verlenging van de EFS ten opzichte van neoadjuvante chemotherapie plus placebo, gevolgd door een operatie en neoadjuvante behandeling met placebo bij onbehandelde patiënten met een resectabel NSCLC. Dit voordeel werd ook bevestigd in het grootste deel van de naderhand onderzochte subgroepen.

Referenties

1. Cascone T, et al. CheckMate 77T: Phase III study comparing neoadjuvant nivolumab (NIVO) plus chemotherapy (chemo) vs neoadjuvant placebo plus chemo followed by surgery and adjuvant NIVO or placebo for previously untreated, resectable stage II–IIIb NSCLC. ESMO 2023; abstract LBA1.
2. European Medicines Agency. Opdivo.

Spreker Tina Cascone

Tina Cascone

Tina Cascone MD,
Anderson Cancer Center, Houston, VS

Zie: Keyslides

Back to Top