preheader NTVO

Minder of geen CT-scans mogelijk voor patiënten met seminoom na orchidectomie

In de follow-up van een orchidectomie bij seminoom stadium I is het de standaard om controles uit te voeren door middel van onder meer computertomografie (CT-scan). Patiënten met stadium I seminoom zijn over het algemeen jonger. Onnodige blootstelling aan straling moet bij deze patiënten worden vermeden ter voorkoming van secundaire maligniteiten. In de fase III TRISST-studie werd de non-inferioriteit aangetoond van 3 MRI-scans in de follow-up, vergeleken met een standaard 7-scan CT-protocol.

Inleiding

Stadium I seminoom is de meest voorkomende vorm van zaadbalkanker en is geassocieerd met een overlevingspercentage van bijna 100% na orchidectomie. Het screenen door middel van CT-scans heeft internationaal adjuvante behandelingen vervangen en is de standaardprocedure bij deze groep over het algemeen jonge patiënten. Maar het vermijden van onnodige straling is essentieel om er voor te zorgen dat secundaire maligniteiten worden voorkomen. Bovendien is de optimale screeningsfrequentie of –modaliteit niet gedefinieerd in de literatuur. Het doel van de fase III TRISST-studie was om te onderzoeken of het mogelijk was het aantal CT-scans te reduceren, of dat de CT-scans zouden kunnen worden vervangen door MRI-scans.

In de TRISST-studie werden 669 mannen met bevestigd stadium I seminoom, na het ondergaan van een orchidectomie, gerandomiseerd (1:1:1:1) toegewezen aan 7 CT-scans, 7 MRI-scans (beide na 6, 12, 18, 24, 36, 48 en 60 maanden) of een protocol met 3 CT-scans of MRI-scans (6, 18 en 36 maanden). Primaire uitkomst van de studie bestond uit de 6-jaars incidentie van RMH-stadium ≥IIC-recidief (≥5 cm).

Screeningsfrequentie kan worden gereduceerd

De gemiddelde leeftijd van de deelnemers in deze studie was 39 jaar. In de 4 cohorten was de gemiddelde maximale tumordiameter 2,9 cm, met bij 20% van de mannen een tumorgrootte van >4 cm. Na een mediane follow-up van 72 maanden was sprake van recidief bij 82 patiënten (12%). In de ‘intention-to-treat’-analyse, was de 6-jaars incidentie van ≥IIC-recidieven met 3- en 7-scans respectievelijk 2,8 en 0,3 procent. Ondanks een iets hogere incidentie in de 3-scancohorten bleken deze statistisch niet-inferieur te zijn aan de 7-scancohorten. Van de 9 ≥IIC-recidieven in de 3-scan cohorten werden er 4 identificeerbaar geacht wanneer zij in het 7-scan cohort hadden gezeten. In vergelijking met de CT-cohorten kende MRI een lagere incidentie van ≥IIC-recidieven (0,6% versus 2,6%).

Weinig recidieven kwamen voor na 3 jaar (<1%). De behandeling na progressie bestond uit chemo-radiotherapie, waarbij 8% van de patiënten een complete respons had. De 5-jaars ziektevrije overleving was 87% met een algehele overleving van 99%.

Conclusie

Deze studie toonde aan dat MRI-scans niet-inferieur zijn aan CT en dat een 3-scan protocol niet-inferieur is aan het standaard 7-scan protocol. Met dit 3-scan protocol werden in deze studie in totaal 1.017 scans vermeden. Daar staan 4 vermijdbare stadium ≥IIC-recidieven tegenover. Deze bevindingen, samen met de goede overlevingsuitkomsten op de lange termijn voor patiënten met stadium I seminoom na een orchidectomie, leiden volgens de onderzoekers tot de conclusie dat een 3-scan MRI-protocol een goed alternatief kan zijn voor de huidige praktijk met CT-scans.

Referentie

Joffe JK, et al. Imaging modality and frequency in surveillance of stage I seminoma testicular cancer: Results from a randomized, phase III, factorial trial (TRISST). Gepresenteerd tijdens ASCO GU 2021; Abstract 374.

Spreker Johnathan Joffe

Johnathan K. Joffe

Johnathan K. Joffe, MD, MBBS, FRCP, Royal Marsden Hospital and Institute of Cancer Research, Verenigd Koninkrijk


Zie: Keyslides

Back to Top