preheader NTVO

header ASCO2016 website

Nieuwe overlevingsdata over onderhoudstherapie met olaparib voor patiënten met platinumgevoelig recidief ovariumcarcinoom

ASCO 2016 bracht een update van de langere termijn uitkomsten van de fase II studie (studie 19) waarin onderhoudstherapie met olaparib werd vergeleken met placebo bij patiënten met platinumgevoelig recidief ovariumcarcinoom. Bij een follow-up van 71 maanden en 77% maturiteit is de overleving van patiënten opnieuw geanalyseerd.

Studie 19 is de studie die geleid heeft tot registratie van olaparib voor BRCA gemuteerde patiënten met een platinumgevoelig recidief ovariumcarcinoom. In studie 19 werden 265 patiënten met een platinumgevoelig, terugkerend, hooggradig, sereus ovariumcarcinoom die een complete of partiële respons vertoonden na minimaal twee op platinumgebaseerde cycli gerandomiseerd tussen onderhoudstherapie met olaparib (N=136) of placebo (N=129). Er was geen selectie op BRCA mutatie draagsters. Deze analyse heeft post-hoc plaatsgevonden. Het primaire eindpunt van deze studie was progressievrije overleving (‘progression-free survival’, PFS), met de totale overleving (‘overall survival’, OS) en het bijwerkingenprofiel als secundaire eindpunten. Daarnaast werd in deze studie ook gekeken naar het effect van olaparib op de tijd tot de eerstvolgende therapie (‘time to first subsequent therapy’, TFST) en de tijd tot de tweede volgende therapie (‘time to second subsequent therapy’, TSST). TFST verwijst naar de tijd dat een patiënt vrij blijft van chemotherapie, terwijl TSST een voordeel kan aantonen bij de volgende therapielijn en zo het verstorende effect van cross-over in de studie kan omzeilen.

Deze update betreft een analyse van de OS bij een data maturiteit van 77% (DCO september 2015). De update liet voor de niet geselecteerde onderzoekspopulatie een mediane OS bij patiënten behandeld met olaparib van 29,8 maanden zien, tegenover 27,8 maanden bij patiënten behandeld met placebo (HR [95%CI]: 0,73 [0,55-0,96]; p= 0,02483).1 Dit verschil was ondanks de lage p-waarde niet significant. In de subgroep van patiënten met een BRCA mutatie bedroeg de mediane OS met olaparib 34,9 maanden versus 30,2 maanden met placebo (HR [95%CI]: 0,62 [0,41-0,94]; p= 0,02480).

Opmerkelijk in deze analyse was dat 15% van de patiënten langer dan 5 jaar werd behandeld met olaparib. Na een mediane opvolging van 5,9 jaar was 11% van de patiënten (N=15) nog steeds onder behandeling met olaparib. Er werden verder geen nieuwe toxiciteitsverschijnselen of gevallen van MDS/AML waargenomen sinds de vorige analyse van deze studie in 2012.

In de BRCA wildtype groep, die buiten het label valt, hadden de met olaparib behandelde patiënten een mediane OS van 24,5 maanden tegenover een mediane OS van 26,6 maanden bij patiënten behandeld met placebo. Naast de klassieke Kaplan-Meier analyse van de OS werd ook een ‘restricted means’ analyse uitgevoerd. In een dergelijke analyse worden de gemiddelde waarden voor de OS vergeleken, wat additionele informatie kan opleveren met betrekking tot het OS voordeel van olaparib. In de totale populatie bedroeg de restricted mean voor de OS 40,1 maanden voor olaparib tegenover 34,9 maanden voor placebo (verschil van 5,2 maanden). Ook hier bleek het voordeel van olaparib het meest uitgesproken te zijn bij de patiënten met een BRCA mutatie (44,3 versus 36,9 maanden, verschil van 7,4 maanden).

Naast OS werden ook de huidige uitkomsten ten aanzien van TFST en TSST besproken. De TFST in de subgroep van patiënten met een BRCA mutatie bereikte een mediaan van 15,6 maanden met olaparib tegenover 6,2 maanden met placebo (HR [95%CI]: 0,32 [0,22-0,48]; p< 0,00001). In de BRCA wildtype groep was dit verschil minder uitgesproken: 12,9 versus 6,9 maanden (HR [95%CI]: 0,45 [0,30-0,66]; p= 0,00006). De mediane TSST bij patiënten met een BRCA mutatie bedroeg 22 maanden met olaparib versus 15,3 maanden met placebo (HR [95%CI]: 0,41 [0,28-0,62]; p= 0,00001). Bij patiënten met wildtype BRCA was dit 17 maanden met olaparib en 14,7 maanden met placebo (HR [95%CI]: 0,63 [0,43-0,94]; p= 0,02263).

Eerder werd door Ledermann et al. gerapporteerd dat olaparib geassocieerd was met een significant langere PFS dan placebo (8,4 versus 4,8 maanden; HR: 0,35 en p< 0,0001, data cut-off: november 2012). Dit PFS voordeel van olaparib was het meest uitgesproken in de groep met een BRCA mutatie (mediane PFS 11,2 versus 4,3 maanden; HR: 0,18 en p< 0,0001).2

Referenties

  1. Ledermann J, Harter P, Gourley C, et al. Overall survival (OS) in patients (pts) with platinum-sensitive relapsed serous ovarian cancer (PSR SOC) receiving olaparib maintenance monotherapy: An interim analysis. J Clin Oncol 2016;34(Suppl): Abstract 5501.
  2. Ledermann J, Harter P, Gourley C, et al. Olaparib maintenance therapy in patients with platinum-sensitive relapsed serous ovarian cancer: a preplanned retrospective analysis of outcomes by BRCA status in a randomised phase 2 trial. Lancet Oncol 2014;15(8):852-61.

Deze bijdrage is mede mogelijk gemaakt door een educational grant van AstraZeneca.
Disclaimer: olaparib is uitsluitende geregistreerd voor patiënten waarbij een BRCA mutatie is aangetoond.

Spreker Jonathan Ledermann

 Ledermann

Prof. Jonathan A. Ledermann, MD, PhD, medical oncologist, gynaecological cancer specialist,
University College London Cancer Institute, Londen, Verenigd Koninkrijk


Zie: Keyslides

Back to Top