preheader NTVO

headerASCO2015

Afatinib verlengt de overleving van patiënten met een plaveiselcelcarcinoom van de long in een directe vergelijking met erlotinib

De behandelopties voor patiënten met een gevorderd plaveiselcelcarcinoom (squamous cell carcinoma, SCC) van de long die ziekteprogressie vertonen na een platinum-gebaseerde chemotherapie zijn uiterst beperkt. Uit een analyse van de totale overleving (OS) in de fase III LUX-Lung 8 studie, waarin men de tyrosinekinaseremmers (TKI) afatinib en erlotinib rechtstreeks met elkaar vergeleek, blijkt dat de behandeling met afatinib geassocieerd is met een significant langere overleving. Daarnaast leidde een behandeling met afatinib tot een significant langere progressievrije overleving (progression free survival, PFS) en een hogere mate van ziektecontrole (disease control rate, DCR) dan erlotinib.

Erlotinib, een reversibele remmer van EGFR, is momenteel geregistreerd als tweedelijnsbehandeling voor patiënten met SCC. Een behandeling met erlotinib gaat gepaard met minder toxiciteit dan chemotherapie met docetaxel, maar resulteert niet in een betere OS bij ongeselecteerde NSCLC patiënten en bij patiënten met wildtype EGFR. Afatinib geeft een niet-omkeerbare remming van de ErbB signalisering, een pathway die frequent verstoord is bij SCC en is daardoor een interessant geneesmiddel in deze setting.

In de fase III LUX-Lung 8 studie werden 795 patiënten met stadium IIIB/IV SCC van de long gerandomiseerd tussen een behandeling met afatinib (40 mg/dag) of erlotinib (150 mg/dag). Uit een eerdere analyse van deze studie bleek dat de PFS, het primaire eindpunt van de studie, significant beter was bij patiënten in de afatinib-arm in vergelijking met die in de erlotinib-arm (2,4 vs. 1,9 maanden, HR[95%CI]: 0,82[0,68-1,00]; p=0,0427). Tijdens ASCO 2015 presenteerde Professor Jean-Charles Soria de resultaten van de OS analyse van deze studie en gaf hij eveneens een update van de PFS data.

Uit deze analyses bleek dat de OS significant beter was met afatinib dan met erlotinib, wat resulteerde in een reductie van het risico op overlijden van 19% (mediane OS: 7,9 vs. 6,8 maanden; HR[95%CI]: 0,81[0,69–0,95]; p = 0,0077). Voor wat betreft het OS voordeel werden significante verschillen tussen afatinib en erlotinib vastgesteld na 6 maanden (63,6% afatinib vs. 54,6% erlotinib; p=0,010), na 12 maanden (36,4% vs. 28,2%; p=0,016) en na 18 maanden (22,0% vs. 14,4%; p=0,013). Dit OS voordeel met afatinib stelde men vast onafhankelijk van de leeftijd, het geslacht, het ras, de ECOG status bij aanvang van de behandeling, de rookgeschiedenis, de histologie en de respons op chemotherapie van de patiënt in de eerstelijnsbehandeling. De nieuwe data met betrekking tot PFS uitkomsten van de studie waren in lijn met data die eerder waren gerapporteerd en lieten een mediane PFS van 2,6 maanden voor afatinib en 1,9 maanden voor erlotinib zien (HR[95%CI]: 0,81[0,69-0,96]; p=0,0103). Ook de DCR was significant hoger bij afatinib met 50,5% tegenover 39,5% met erlotinib (p= 0,002). Verder was de objectieve respons 5,5% met afatinib en 2,8% met erlotinib (p=0,055).

Verder stelde men vast dat de symptoomcontrole beter was met afatinib dan met erlotinib. Van de patiënten die afatinib kregen, rapporteerde 43,4% een vermindering van hoesten en 51,3% vermindering van dyspneu, ten opzichte van respectievelijk 35,2% (p=0,03) en 44,1% (p=0,06) van de patiënten met erlotinib. De tijd tot verslechtering van deze beide klachten was in het voordeel van afatinib met respectievelijk HR[95%CI]: 0,89[0,72-1,09] en HR[95%CI]: 0,79[0,66-0,94]. De incidentie van ernstige neveneffecten was vergelijkbaar in beide armen (graad ≥3: 57,1% vs. 57,5%). Bij met afatinib behandelde patiënten kwam meer graad 3/4 diarree voor (9,9%/0,5% vs. 2,3%/0,3%) en ook meer graad 3 stomatitis (4,1% vs. 0%), terwijl erlotinib een hogere incidentie van graad 3 uitslag/acné (5,9% vs. 10,4%) veroorzaakte tijdens behandeling.

Samengevat blijkt uit de directe vergelijking tussen de TKIs afatinib en erlotinib in de tweedelijnsbehandeling van patiënten met SCC van de long, dat afatinib geassocieerd is met een significant langere OS, een significant langere PFS en een betere respons vergeleken met erlotinib.

Referentie

Soria J-C, Felip E, Cobo M, et al. Afatinib (A) vs erlotinib (E) as second-line therapy of patients (pts) with advanced squamous cell carcinoma (SCC) of the lung following platinum-based chemotherapy: Overall survival (OS) analysis from the global phase III trial LUX-Lung 8 (LL8). Presented at ASCO 2015; Abstract #8002.

Spreker Jean-Charles Soria

 Soria

Professor Jean-Charles Soria, MD, PhD
medical oncologist, Gustave Roussy Cancer Campus and University Paris-Sud, Paris, France


Zie: Keyslides

Back to Top