preheader NTVO

Cabozantinib verlengt progressievrije overleving in vergelijking met sunitinib bij patiënten met gemetastaseerd papillair niercelcarcinoom

Uit de resultaten van de fase II SWOG 1500-studie blijkt dat cabozantinib, een MET-remmer, de tijd tot ziekteprogressie significant verlengt in vergelijking met sunitinib bij de behandeling van patiënten met gemetastaseerd papillair niercelcarcinoom (pRCC). Behandeling met cabozantinib was verder geassocieerd met een significant hoger responspercentage dan sunitinib en induceerde ook bij een deel van de patiënten een complete respons. Dit is de reden dat cabozantinib potentieel heeft om de nieuwe ‘standard-of-care’ te worden bij de behandeling van deze patiëntengroep die vaak wordt geëxcludeerd in klinische studies met RCC-patiënten.

Introductie

pRCC is een relatief zeldzame vorm van nierkanker en betreft circa 15% van alle RCC-diagnoses. De standaardbehandeling bij deze patiënten zijn momenteel therapieën gericht op de vasculaire endotheliale groeifactor (VEGF). De geschatte overlevingskansen verschillen hierbij echter sterk tussen verschillende klinische studies. Diverse studies hebben verder het proto-oncogen MET aangemerkt als potentiële drijvende kracht achter pRCC. MET komt tot expressie in zowel type I als type II pCRR-subtypes waardoor dit een interessant therapeutisch target is.  

In de fase II SWOG 1500-studie werden drie verschillende MET-remmers vergeleken met sunitinib als behandeling voor patiënten met gemetastaseerd pRCC. In deze studie werden 152 patiënten geïncludeerd waarvan er 44 dagelijks cabozantinib (60 mg) ontvingen, 46 sunitinib (50 mg) en 62 patiënten crizotinib of savolitinib. Behandeling met de laatste twee therapieën werd vroegtijdig gestopt. De patiënten mochten eerder behandeld zijn met één eerdere systemische therapie, zolang dit geen therapie was gericht op VEGF of MET. De mediane leeftijd was 65 jaar en circa 80% was mannelijk. Voorafgaand aan de behandeling werden deelnemers gestratificeerd op pRCC-subtype (type 1, type 2 of niet verder gespecificeerd), waarbij in de cabozantinib-arm 32% type I-ziekte had en 46% type II. In de sunitinib-arm was dit respectievelijk 32% en 36%.

Grotere respons op cabozantinib bij zowel type I als type II pRCC

In deze studie verbeterde cabozantinib de progressievrije overleving (‘progression-free survival’, PFS) significant ten opzichte van sunitinib. De PFS was 9,0 maanden met cabozantinib en 5,6 maanden met sunitinib (HR [95%-BI]: 0,60 [0,37-0,97], p=0,019). Bij zowel type I- als type II-patiënten verbeterde de PFS significant bij behandeling met cabozantinib ten opzichte van sunitinib met respectievelijk een HR van 0,56 (95%-BI: 0,22-1,45) en 0,62 (95%-BI: 0,31-1,24). Daarnaast was ook het objectief responspercentage (‘objective response rate’, ORR) significant hoger bij pRCC-patiënten die werden behandeld met cabozantinib. Bij patiënten behandeld met cabozantinib werd een ORR van 23% gezien, terwijl de ORR 4% was bij patiënten behandeld met sunitinib (p=0,010). Daarbij werd bij 5% van de patiënten in de cabozantinib-arm een complete respons gezien, versus 0% bij sunitinib. De data wat betreft algehele overleving (‘overall survival’, OS) waren nog immatuur ten tijde van de analyse maar er werd een OS-indicatie gegeven van 20,0 maanden bij cabozantinib en 16,4 maanden bij sunitinib.  

Bijwerkingen van graad 3 of hoger kwamen voor bij 68% en 74% van de patiënten die respectievelijk waren behandeld met sunitinib en cabozantinib. De bijwerkingen waren vergelijkbaar met het al bekende bijwerkingenprofiel van beide middelen. Bij 23% van de patiënten in de cabozantinib-arm en 24% in de sunitinib-arm traden bijwerkingen op die leidden tot discontinuatie van de behandeling. Er trad één graad 5 hematologische toxiciteit op met cabozantinib.

Conclusie

De SWOG 1500-studie is de eerste studie met pRCC-patiënten die volledig is doorlopen. In deze fase II-studie werd aangetoond dat cabozantinib de PFS significant verlengde ten opzichte van sunitinib. Dit PFS-voordeel was aanwezig bij zowel subtype I als II. Savolitinib en crizotinib verbeterden de PFS niet en de behandeling met deze middelen werd daarom vroegtijdig gestopt.

Verder was het responspercentage hoger bij patiënten behandeld met cabozantinib; de OS-data zijn nog immatuur. Gecombineerd met een tolereerbaar bijwerkingenprofiel is cabozantinib hiermee een potentiële nieuwe behandelstandaard voor patiënten met gemetastaseerd pRCC.

Referentie

Pal SK et al., Sunitinib versus cabozantinib, crizotinib or savolitinib in metastatic papillary renal cell carcinoma (pRCC): Results from the randomized phase II SWOG 1500 study. Gepresenteerd tijdens ASCO GU 2021; Abstract 270.

Spreker Sumanta K. Pal

Sumanta K. Pal

Sumanta K. Pal, MD, FASCO, City of Hope National Medical Center, Californië, Verenigde Staten


Zie: Keyslides

Back to Top